" Woman seeks man man seeks Woman - Friendship - Dance "

The regio Partners in Passage
Het is mijn wens een boek te schrijven op een niet traditionele wijze. Met de passanten vanuit het internet zal ik het script samenstellen. Mijn weblog hiervan is opzichzelf nog geen gangbare werkwijze. Bij regelmaat in de tijd zal ik u een tekst op mijn weblog als content aanbieden. De passant krijgt ook de mogelijkheid om mee te schrijven. Bij het ontstaan van een definitieve tekst, zal ik uw informatie meewegen, bijvoorbeeld indien u een verandering of verbetering wenst. Indien u een reactie wilt plaatsen, dient u te klikken in de weblog op de "titel" boven de foto met de kleur blauw. Wacht dan eerst wel even tot de kleur zwart is en ga vervolgens naar onderaan het blad. U ziet bij het verstrekken van uw kennis af van mogelijke mede auteurs rechten, zij gaan automatisch over naar mij als auteur van het script. Indien mogelijk zult u wel als bron in het definitieve boek worden vermeld. Partners in Passage is met een biografische toonzetting als roman bedoeld. Par-in-pas is een afkorting van Partners in Passage. Bij regelmaat wordt een info-: brief uitgegeven. Als bezoeker van mijn blog krijgt u hiervoor de mogelijkheid om zich in te schrijven. In het content- script van het boek, zullen eerst de taal en spellingsfouten hersteld worden door een officiele corrector, nadat het alsnog is geredigeerd wordt het uitgegeven. 

Geeft u ook wat aandacht aan de relevante Google reclame, het kost u niets.

Met vriendelijke groet,
Sikko Heinrich Hachmer  
                                                                                                                                                                                                            

Thursday, May 10, 2012

NICOLAAS BEETS - : [ jose een verhaal 1 C ]

Nicolaar Beets [ Jose, een verhaal -: 1 C ] - Sikko Hachmer

Nicolaar Beets [ Jose, een verhaal -: 1 C ]

Google en Gruppe informatie !!

= http://parpas.nl

Schrijf u in en krijg regelmatig gratis informatie !!
Liebes Freunden / Mitgliedern Seien Sie bitte so freundlich und setzen Sie jeden, der eventuell Interesse an meiner W.k.W Gruppe -: Par-in-Pas / ..... FORUM hat, von unserer Existenz in Kenntnis !!
Ich hoffe, Sie haben ein schönes Tag / Wochenende
W.k.W Freund .. .. ..
Sikko Heinrich Hachmer
Mei 2012
single 49 % - frei 7 % - suchend 36 % - witwe oder witwer 1 % - offene Beziehung 0 % - kompliziert 5 % - vergeben oder verpartnert 0 % - verliebt, 0 % - verlobt 0 % - verheiratet 1 %

W3Counter

Opmerkingen

sikko hachmer - 10 mei 2012 00:07

Maar 't maakt my week: - dat moet niet zijn - 't Voegt andrer harten - niet het mijn'! - 't Doet andrer oog een traan ontschieten, Het mijn' was steeds met weenen traag, En heeft verleerd één vochtdrop te vergieten, Sints 't zwaard, dat 'k in mijn gordel draag, Zoo menig bloeddrup af zag vlieten; Dien bliksem volgt geen regenvlaag Van deernis, als de hemel plengt, Wanneer zijn bliksem 't graanveld zengt; In 't hart, dat onder 't pantser klopt, Wordt ras die tranenbron verstopt. 'k Ben iedre zachtheid vreemd geworden, 'k Heb alle weekheid afgeschud, (Wat was gevoel of deernis nut?) Sints ik der woestheid hulde deed, De rozen van mijn reispad dorden, Men scheurde ze af barbaarsch en wreed, En liet my distlen slechts van leed: Daar heb 'k my meê op de aard gewroken, Op heel het menschelijk geslacht, Dat ik verafschuw en veracht; - Maar toen ook is de band gebroken, Die me aan den hemel bond weleer..... - - - Waar van mijn Moeder had gesproken... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ach - had mijn rustloos hart haar weêr! Zy mooglijk zou dat hart bekeeren Tot hem, aan Wien 't niet denken mag - Niet gy, schijnheil'gen! wier beklag Ons slechts in 't oor klinkt tot verneêren! Want Zy was ongeveinsd; - Zy loofde Een hemel die slechts rampen zond, En toen haar laatste hoop verdoofde, Was nog de lofzang in haar mond: My dacht, daar klonk iets in die tonen, Dat my aan haar doet denken - ach! Moest dus haar zoon heur braafheid loonen, Dat hy geen loflied meer, met kalmte, hooren mag; O, Toen zy, met gebroken oogen, Het elpen kruisbeeld drukte aan 't hart, En 'k, by haar peluw neêrgebogen, Haar worstlen zag met dood en smart, Toen zy de handen naar my strekte, En my - o God! verdiende ik dat?.... Ik die mijn vuist met bloed bevlekte, Uw toorn my over 't hoofd verwekte, En U en Uwe dienst vergat! . . . . . . . . . . . . . . . . . . . En nu - daar is geen wederkeeren, Geen rugwaartstreden op dit pad, Nooit - nooit hergroent het dorre blad; Wie zal er schaduw van begeeren? Het valle en zij vertreden. Macht Van aard noch hemel kan my redden, Eer, Ebro! wijkt gy van uw bedden, Dan ik verander. - - Neen! mijn noodlot moet volbracht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . O, Kon ik nog van aart, van zeden Verwisslen als het schaap van vacht, Op nieuw het menschelijk geslacht, Doch onherkenbaar, tegentreden!.. Maar immers is mijn lot bepaald?!... Mijn hart versteend, mijn hand verstaald, Mijn bloed vergald - en tot mijn dood, Moet ik geducht en vreeslijk wezen, En onverzoenbaar als voordezen.... Mijn wraak zij, als mijn jammer, gróót! En thands - ik moet dit oord verlaten: Hier was ik kind - er worde ik 't weêr, Zoo ik niet spoedig wederkeer; De erinring drukt mijn koenheid neêr; Want schoon my allen hier vergaten, 'k Vergat niet dat ik hier weleer, - - - - Ja spreekt het uit, mijn wrange lippen! Laat - laat nog eens dat woord ontglippen, Dat list en valschheid uit mijn mond Verbanden als een gif; o, 'k vond Het eenmaal zoet om uit te spreken, Maar 't is me een leêge klank gebleken, Die 't oor bedriegt, het hart verlokt, Het streelt, maar in zijn innigst schokt. Neen! liefde - liefde - trouwloos woord! Gy hebt mijn rust - mijn hoop vermoord; Gy hebt my hemelvreugd beloofd, En zelfs de vreugd van de aarde ontroofd; - Wee mijner, dat ik ooit beminde!... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Maar gy waart schoon en goed, florinde! Gy waart...gelijk mijn Moeder! maar Ook zóó als 'k, buiten u en haar, Geen sterflijk mensch op aarde vinde. Waar alles huichelt en verraadt, En niets regeert dan Eigenbaat, Waart gy belangloos, gy alleen; - Gy kondt my - buiten u niet een - In tijds voor aarde en hemel beî behouën! Gy wildet, braafste van de vrouwen! Gy wildet - en gy mocht het? - Neen. Men scheidde ons; - ha! men had uw hart Een' ander toegezegd! - die smart Was my te veel; - aan menschenliefde Geloofde ik niet sints menig jaar, Behalve aan de uwe, en die van haar, Die me (en tot leed!) gebaard had, - maar Nu zoo veel wee mijn boezem griefde, Begon de twijfling aan Gods liefde: Want daar 'k, in wrevel en in smart, Van hem mijn hart Had afgekeerd, zoudt gy 't hem wederbrengen, - Maar Hy, Hy wilde 't niet gehengen, Zoo dacht ik - dat 't verloren ram Ooit tot de kudde wederkwam: Hy stiet my weg, toen gy mijn' ziel Hem toe zoudt wijden; - Hy, florinde, Dien ik om uwent wil beminde, En om den wil der beste moeder; 'k viel Gewislijk diep - maar niemand hief me ook op! God duldde 't niet - zijn vloek rustte op mijn kop. 'k Ontvlood dit oord en U; en gy Vergat gewis en spoedig my, En ik - ik, die met luider stem Aan heel de wareld haat zwoer, hem; - En toch, na zulk een deel van 't leven, In woede en dolheid doorgebracht, Hoe wenschte ik tot hem weêr te streven, Zoo 'k my dat heil nog waardig dacht. Der menschheid kan ik nièts vergeven; Haar moet ik haten tot mijn end, - Maar 'k wenschte toch, in mijn ellend', Een beter wezen aan te kleven: - Ik wou met God verzoend zijn. Doch, De schoonste wraak verbeidt my nog, En 'k hou er 't zwaard reeds toe geheven, Verbeetren kan ik niet, noch wil.’ XIV Hy kruiste de armen en zweeg stil, En zag weêr somber voor zich heen, Onwrikbaar als een beeld van steen: Beeld van Prométheus, door Jupijn, (Als we in der Grieken faablen lezen) Zijn roekloosheid ter straf, verwezen Om aan een leed ter prooi te zijn, Door tijd noch dood gestaakt, Daar werd zijn schouder aangeraakt, - Hy zag, als uit een droom ontwaakt, Naar wat hem wekte huivrende om, En door wat voor hem stond ontzet, Trad hy terug van schrik verplet, En sidderende en stom: Het was een wezen wit en lang; 't Was een gestalte hoog en rank; Het was een wijd en sleepend kleed; Een sluier, die een hoofd bedekte, Die over arm en midden strekte, En tot de voeten nedergleed; Het was een vrouw, wier blanke hand Den sluier opgreep by den rand, En wegschoof van een aanzicht, schoon Maar doodsch en marmerbleek van koon, En heenwierp over gitzwart hair, Dat over blanke schoudren gleed, En op dier schittrend elpenbeen Een breede schaduw vallen deed: En stijf en roerloos stond ze daar, Als of zy uit het graf verscheen; En zag met blikken hol en strak Op hem, die siddrend voor haar stond, En door geen zucht de stilte brak. Zy strekte een hand naar jose uit; 't Was stil omhoog en stil in 't rond; Maar eensklaps ruischte een zwak geluid, En: ‘jose’ klonk het uit haar mond. XV. En jose sidderde - en hy zonk In een, en was ter aard gezegen, Maar leenende aan een eiken tronk, Hield hy in 't wank'len nog zich tegen: Zijn tanden klapperden; zijn hand Trilde als een riethalm in d'orkaan; Hij voelde hart en polsen slaan, En al zijn moed vermand: Maar hy herstelde zich en sprak, Ofschoon zijn sidd'ren 't onderbrak: ‘Verrijst gy - uit het graf - of leeft gy, ‘florinde?......’ ‘jose, waarom beeft gy?’ Was 't andwoord, en zy greep zijn hand, En drukte ze aan heur hart, en zag Hem met die stille teêrheid aan, Die alle vrees verbant, En met dien droeven schemerlach, Die 't hart meer aandoet dan een traan: De ontzette jose voelde 't slaan, En de onrust van zijn eigen hart Bedaarde toen hy 't zeker werd; Maar, schoon hy spreken wou, 't geluid Bleef in de keel bekneld, Hy bracht - zoo was hem 't hart ontsteld Wel klanken maar geen woorden uit: ‘Gy ziet my weêr’ - zoo sprak ze zacht, Gy ziet my weêr, na zóó veel tijd: 'k Heb deze nacht U hier gewacht. 'k Ben niet veranderd - als gy zijt.’ ‘En wie heeft, florinde, mijn komst u gemeld, Geen mensch kent mijn paden, wie heeft ze u voorspeld?! -

No comments:

Post a Comment